Omdat woorden hun betekenis slechts kunnen ontlenen aan hun gebruik, heeft discussiëren over de echte betekenis weinig zin. Lees hier de bijdrage van Klaas van Berkel waarin hij ervoor pleit academische vrijheid niet direct overboord te gooien. We hebben het over de taal van de huidige wetenschap en het begrip ‘academische vrijheid’ staat daarin vooral voor het idee dat wetenschapsbeoefenaren zich grotendeels mogen terugtrekken in hun eigen kleine kringetjes. Van die interne gesprekken tussen experts hoeven derden slechts de gepopulariseerde jip-en-janneke-versies te krijgen. Die versies delen de feiten mee alsof deze zonder vooronderstellingen zijn. Het is academische vrijheid in díe betekenis die ik heb aangekaart.
Een dergelijk beroep op academische vrijheid zag je bijvoorbeeld onlangs in de kranten toen de overheid met het rapport Wetenschap 2025 kwam (dat ik overigens ook niet voor honderd procent onderschrijf). De academische verontwaardiging was niet van de lucht, want wetenschap dient automatisch het goede als zij daar maar genoeg geld voor krijgt. Dat moet vooral belastinggeld zijn, was de redenering, want bij opdrachtonderzoek verliest ze haar academische vrijheid.
Een dergelijk idee van academische vrijheid zie je ook bij beoordelingen van wetenschap: slechts artikelen in Engelstalige vaktijdschriften voor de eigen kleine kringetjes tellen als echte ‘output’. De betrokken denker, schrijvend in een andere taal dan Engels en over complexe maatschappelijke kwesties, is daardoor van het wetenschappelijke toneel gestuurd. Deze populariseert niet, maar depopulariseert juist. Als het moet gaat hij of zij tegen de gevestigde meningen in, of die nu van de universiteit komen of van wie dan ook.
Van Berkel stelt dat je als onderzoeker eigenzinnig — in de betekenis van zelf verantwoordelijk — moet kunnen zijn. Daarmee ben ik het volledig eens, maar in het huidige tijdsgewricht vind ik het nogal geforceerd om dat ‘academische vrijheid’ te noemen. Academische vrijheid in de nu gangbare zin gaat moeilijk samen met eigen verantwoordelijkheid. Zoals Yale hoogleraar William Deresiewicz het cru maar treffend uitdrukt, figureren in de ‘top’ van de universiteit vooral ‘excellente schapen’. Onder de vlag van academische vrijheid hebben opdrachtgevers bovendien al decennia lang een vinger in de pap, wat medisch onderzoek nog het meest duidelijk laat zien.
Toch begrijp ik Van Berkels problemen wel, want op de keuze van termen na zijn we het inhoudelijk met elkaar eens. Schijnbare democratie valt bijvoorbeeld te illustreren aan de reactie op een RIVM-onderzoek uit 2013 met de conclusie van relatief veel eenzaamheid onder Turkse Nederlanders. Een verslaggever van het tv-programma Powned trok een migrantenwijk in om Turks ogende mensen de felroze microfoon onder de neus te duwen. De verbouwereerde geïnterviewden antwoordden ontkennend op de vraag of ze misschien eenzaam waren, waarop Powned tevreden concludeerde dat het RIVM-onderzoek onzinnig was.
Is dat dan democratische wetenschap volgens mij? Moeten de resultaten van Powned als even geldig worden gezien als die van het RIVM? Dat lijkt me niet. Het RIVM zou wel, net zoals Powned, duidelijk moeten zijn over de wijze waarop zij tot haar conclusies is gekomen. Haar persbericht erover en het bericht in Trouw waarop Powned reageerde, meldden echter slechts ‘de feiten’ (‘bijna zeven op de tien Nederlandse Turken lijden aan eenzaamheid’ (…) ‘dat blijkt uit cijfers van het RIVM’).
Hoe was in dit geval eenzaamheid echter gedefinieerd, hoe was die definitie omgezet in een vragenlijst en op welke wijze was deze afgenomen? Daarover hadden de onderzoekers en de journalisten van Trouw best informatie kunnen geven, wat ze totaal niet deden. Het RIVM zou bovendien publiekelijk de vraag moeten doordenken of het voeren van gesprekken met mensen (of zelfs een tijdje hun leven met hen leven) niet leerzamer is dan het afnemen van voorgeformuleerde vragenlijsten. Dan kunnen echt belangstellende derden hun eigen afwegingen maken en ik voorspel dat ze dan de aanpak van het RIVM verkiezen boven die van Powned.
Van Berkel heeft gelijk dat je met het woord ‘democratie’ evengoed veel kanten op kunt. Maar ik gebruikte die term voor meer openheid over de wijze waarop ‘feiten’ tot stand zijn gekomen. Over dat ideaal lijken we het eens en dus verruil ik mijn term graag voor een betere.