In zijn bijdrage aan dit gesprek voert de voorzitter van NWO een aantal punten aan die twijfelachtig of ten minste onduidelijk lijken. Wel is mij duidelijk dat het "brede perspectief" dat hij voorstaat een bedreiging vormt voor individueel onderzoek en zelfs voor de academische vrijheid.
Engelen geeft toe dat de lage honoreringspercentages van NWO een probleem vormen. Maar wat dit betreft gooit de organisatie, schrijft hij, "de handdoek niet in de ring" en neemt de organisatie een "veel constructievere positie in". Die constructieve positie lijkt erin te bestaan dat ze onderdeel is van een "kenniscoalitie, van onder andere de verenigingen van universiteiten en hogescholen, KNAW, TNO en het bedrijfsleven, die op basis van een gedeelde strategische visie over het belang van wetenschappelijk onderzoek een 'omvattend' bestel van wetenschapsfinanciering voorstelt." En aan deze kenniscoalitie wordt inhoudelijk richting gegeven door de Nationale Wetenschapsagenda. Het is mij niet duidelijk hoe zulke inbedding zou bijdragen aan de oplossing van het genoemde probleem. Tenzij Engelen bedoelt dat er minder onderzoeksaanvragen ingediend zullen worden wanneer onderzoekers zich inhoudelijk moet voegen naar vooraf bepaalde onderzoeksagenda's? Dat ruimt op?
Ook wat de voorzitter schrijft met betrekking tot de relatief kleinschalige, maar voor individuele onderzoekers ontwikkelings- en loopbaanbepalende kleinere financieringen zoals de VENI, schijnt binnen het "omvattende bestel" van het brede perspectief te passen. Engelen vraagt zich af of ze wel "echt interessant" zijn (voor wie of wat?) en wil ze kennelijk inbedden of afschaffen. "Zou het helpen [waarvoor?] bij een VENI-aanvraag een inbeddingsgarantie van de universiteit te vragen? Zijn kleine onderzoeksbeurzen wel echt interessant? Moeten wat grotere programma's de voorkeur krijgen?" Ik vind deze uitspraken alarmerend.
De "kritiek" die Engelen uit op het alternatieve financieringsvoorstel van Bollen en Scheffer, dat uitgaat van lokale verdeling van onderzoeksgeld tussen onderzoekers, is dat het binnen de kaders van de "grootschalige research infrastructuur" (waaronder de, overigens waanzinnig hoge, financieringen van het Zwaartekrachtprogramma en bepaalde "strategische dimensies") niet zou werken. Een petitio principii. Deze infrastructuur en de top down bepaalde onderzoeksstrategieën zijn namelijk precies het probleem waarvoor het genoemde voorstel een oplossing wil bieden.
Engelen uit zich voorts positief over zijn eigen ervaringen bij het schrijven van onderzoeksvoorstellen voor NWO: "...wetenschappelijk uitdagend, leerzaam en bevredigend (...). Het is wetenschappelijk inhoudelijk werk en met de collegae die je gaan beoordelen voor ogen word je zelf beter bij het schrijven van zo'n voorstel." De ironie is dat het genoemde onderzoeksplezier en de wederzijdse inspiratie en polemiek tussen collega's (vaak wereldwijd) thuishoren in een gezonde universiteits- en onderzoekscultuur, waarbinnen bijvoorbeeld het bemachtigd hebben van financiering geen wapenfeit is waarnaar in een vacature gevraagd wordt. De reden dat je een bepaalde vraag wilt beantwoorden is vaak niet binnen enkele bladzijdes aan een commissie van relatieve leken uit te leggen; maar een oefening in rhetoriek kan toch nauwelijks "wetenschappelijk uitdagend" genoemd worden.
Ik geloof dat de individuele onderzoeker die de eigen 'hunch' Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 2 in Russell McCutcheon's A Modest Proposal on Method voor een komisch pleidooi voor de wetenschappelijke 'hunch'. volgt, over de lange duur veelal meer succesvol zal zijn dan de onderzoeker die zich moet inbedden in nationale en universitaire onderzoeksagenda's en inhoudelijk moet samenwerken met collega's die niet dezelfde specialisaties delen. Met een (succesvolle) 'hunch' bedoel ik een inzicht of vraag voortkomend uit de gecultiveerde intuïtie van een wetenschapper die wetenschapstheoretisch en -filosofisch onderlegd is en dankzij verdieping en verbreding haar of zijn onderzoeksveld en raakvlakken met andere disciplines en maatschappelijke kwesties overziet, waardoor een spontane 'hunch' een bredere relevantie kan blijken te hebben. En het lijkt mij dat de bescherming van de mogelijkheid om zo'n 'hunch' op te volgen de oorspronkelijke intentie is van het artikel over academische vrijheid in de WHW Artikel 1.6 van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) luidt "Aan de instellingen wordt de academische vrijheid in acht genomen." en dat die bescherming niet langer gewaarborgd is.
Het "brede perspectief" waarbinnen NWO en de "kenniscoalitie" beleid voeren komt mij kleingeestig en onmodern voor. De vrijheid van inhoudelijke en institutionele "inbedding" of "omvatting" is de verworvenheid (en het continuerende proces) van de moderniteit. In de zeventiende eeuw, de tijd waarin Francis Bacon in zijn New Atlantis schreef over cumulatieve wetenschappelijke bevindingen, mochten De Nederlanden zich bogen op een prominente plaats binnen een grensoverschrijdende Republiek der Letteren. Nederland was destijds — laat ik me eens wat termen toe-eigenen — een grote, zelfs excellente speler. Eeuwenlang zetten individuele onderzoekers deze traditie van transnationale kruisbestuiving voort, het internet heeft haar radicaal vernieuwd. Laten we een werkelijk breed perspectief voor ogen houden en individuele onderzoekers, waar relevant, de kans laten bij te dragen aan wetenschapsontwikkeling op de werkelijk grote schaal.